21273 |
meester |
meester:
meister (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
mɛistər (Q102p Amby)
|
(school)meester [RND] || meester [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
22496 |
meetje steken |
schramen:
sjreume (Q102p Amby)
|
Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21882 |
meevaller |
voordeel:
veurdeil (Q102p Amby)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22458 |
mei |
mei:
mei (Q102p Amby)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
mei:
męj (Q102p Amby),
meiboom:
meibaom (Q102p Amby),
meiden:
meiden (Q102p Amby)
|
De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstmeidje:
dēnsmɛtjǝ (Q102p Amby),
maagd:
māt (Q102p Amby),
māx (Q102p Amby)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
-
doon (Q102p Amby),
zie ook ZND24, 039a/b, apart ingevoerd
doon (Q102p Amby),
heggenbloei:
g van franse garcon
hegge bleuj (Q102p Amby),
sleekriek:
slè kreek (Q102p Amby)
|
haagdoorn [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikever (Q102p Amby),
meikiever (Q102p Amby, ...
Q102p Amby),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
meikiever (Q102p Amby)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
22499 |
meikoningin |
meikoningin:
meikeuningin (Q102p Amby)
|
Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
klei méédəkə (Q102p Amby),
meidsche (Q102p Amby),
meitsche (Q102p Amby),
meitsje (Q102p Amby),
meitske (Q102p Amby),
méétsjə (Q102p Amby)
|
klein meisje [ZND 11 (1925)] || meisje [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)] || meisje; (Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|