17752 |
sik |
sik:
sik (Q102p Amby),
sikje:
sikske (Q102p Amby),
sjikske (Q102p Amby)
|
Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zēkǝl (Q102p Amby),
zikkel:
zīkǝl (Q102p Amby)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinterklaos (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)]
III-3-2, III-3-3
|
25047 |
sissen |
kissen:
kiessche (Q102p Amby)
|
een scherp geluid voortbrengen door lucht of damp met kracht uit een nauwe opening te doen stromen [sissen, tissen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33587 |
sjalot |
sjalot:
sjalot (Q102p Amby),
sjelot (Q102p Amby),
sjarlot:
scherlot (Q102p Amby),
sjarlot (Q102p Amby, ...
Q102p Amby)
|
[DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees (<fr.):
sjees (Q102p Amby)
|
een licht, hoog tweewielig rijtuig met een kap [sjees] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22408 |
sjoelbak |
sjoelbak:
sjoelbak (Q102p Amby)
|
Het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17870 |
slaan |
houwen:
bond ɛn blāuw gəhaouwə (Q102p Amby),
houw diech um d`n oere (Q102p Amby),
houwe (Q102p Amby),
how dech um den ōēre (Q102p Amby),
howwe (Q102p Amby),
slaan:
schlaon dich um din oerrə (Q102p Amby),
schloon (Q102p Amby),
sloan (Q102p Amby),
šlŏŏn (Q102p Amby)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
17744 |
slaap |
slaap:
schlaop (Q102p Amby)
|
Slaap: de behoefte aan volkomen rust van de zintuigen en het bewust zijn (slaap, vaak). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19762 |
slaapkamer |
slaapkamer:
slōͅpkāmər (Q102p Amby)
|
slaapkamer [ZND m]
III-2-1
|