e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorworm oorworm: oorworm (Amstenrade) oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)] III-4-2
op bedevaart gaan bedeweg gaan: bèwég goa (Amstenrade) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de juiste temperatuur bloedwarm: blōtwɛrm (Amstenrade) Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.] II-1
op de loop gaan op de loop gaan: òp də leup gaon (Amstenrade) vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)] III-1-2
opbollen opdraaien: opdri-jǝ (Amstenrade), ronden: ronjǝ (Amstenrade) De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te be√Ønvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.] II-1
opereren opereren: óppəreerə (Amstenrade) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
ophitsen opstoken: òpsjtûûkə (Amstenrade) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: ôêtsjijə (Amstenrade) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opletten opletten: léttən òp (Amstenrade) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gɛlṭj upma:kə (Amstenrade), opmākə (Amstenrade) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1