e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Amstenrade

Overzicht

Gevonden: 2103
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grondschaaf grondschaaf: grǫntjšoaf (Amstenrade) Plat schaafje van hout of staal waarvan de schaafbeitel aan de onderzijde ver uitsteekt en waarmee de bodem van diepe groeven verder wordt uitgediept of zuiver geschaafd. Zie ook afb. 48. De grondschaaf wordt door de timmerman, wagenmaker en kuiper gebruikt. De timmerman werkt er onder meer de nesten mee af in trapbomen. Nesten zijn gesloten groeven in de zijstukken van trappen, waar de traptreden, stootborden etc. in worden ingelaten. Zie ook de lemmata ɛnestɛ en ɛnesten uitschavenɛ in wld II.9, pag. 149.' [N 53, 78; N G, 37b; N 55, 114 add.; A 32, 3 add.; monogr.] II-12
grondwater grondwater: gróntjwààtər (Amstenrade) grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)] III-4-4
grootmoeder bes: oude naam  beͅš (Amstenrade), bestemoeder: bestemooder (Amstenrade, ... ), algemene naam  beͅstəmōdər (Amstenrade) grootmoeder [DC 05 (1937)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders bestevader en bestemoeder: samen  beͅstəvādər ɛ beͅstəmōdər (Amstenrade) grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2
grootvader bestepa: oude naam  bešəba (Amstenrade), bestevader: bestevader (Amstenrade, ... ), algemene naam  beͅstəvādər (Amstenrade) grootvader [DC 05 (1937)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootx groot: grooet (Amstenrade) groot [DC 03 (1934)] III-4-4
grote knikker marbel: marbəl (Amstenrade) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] III-3-2
grote schoonmaak grote poets: de groote poets (Amstenrade), schoonmaak: de schoonmaak is veerdig (Amstenrade), veer sind aan de schoonmaak (Amstenrade) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
grote wolk wolk: wook (Amstenrade) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
gruwelijk verschrikkelijk: vəsjrikkələk (Amstenrade) grote schrik opwekkend, afschuwwekkend [erg, gruwelijk, ijselijk] [N 85 (1981)] III-1-4