e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Arcen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tarwe weit: wɛi̯t (Arcen) Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
tarwebrood boerenweg: boore wèk (Arcen), tarwebrood: tarwe wèk (Arcen) brood gebakken van tarwebloem [N 29 (1967)] || brood van tarwebloem met roggemeel vermengd [N 29 (1967)] III-2-3
te lang gerezen deeg kapotgerezen: kǝpǫt gǝrēzǝ (Arcen) Bij veel antwoorden wordt het zelfstandig naamwoord "deeg" o.i.d. niet gegeven. [N 29, 26b; monogr.] II-1
te nat te nat: tǝ nāt (Arcen) Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] II-1
teek teek: têke (Arcen) teek [DC 30 (1958)] III-4-2
teen teen: tien (Arcen), tieən (Arcen, ... ), tieəne (Arcen), tí:ĕn (Arcen) teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
telegram telegram: telegram (Arcen) telegram [SGV (1914)] III-3-1
telen, verbouwen kweken: kwēkǝ (Arcen) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
tepel deem: dēm (Arcen, ... ), mem: mem (Arcen) [L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)] I-12, I-9, III-1-1
tepel van een geit deem: dēm (Arcen) [L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.] I-12