32980 |
tarwe |
weit:
wɛi̯t (L250p Arcen)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20824 |
tarwebrood |
boerenweg:
boore wèk (L250p Arcen),
tarwebrood:
tarwe wèk (L250p Arcen)
|
brood gebakken van tarwebloem [N 29 (1967)] || brood van tarwebloem met roggemeel vermengd [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25561 |
te lang gerezen deeg |
kapotgerezen:
kǝpǫt gǝrēzǝ (L250p Arcen)
|
Bij veel antwoorden wordt het zelfstandig naamwoord "deeg" o.i.d. niet gegeven. [N 29, 26b; monogr.]
II-1
|
25566 |
te nat |
te nat:
tǝ nāt (L250p Arcen)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.]
II-1
|
24385 |
teek |
teek:
têke (L250p Arcen)
|
teek [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
17680 |
teen |
teen:
tien (L250p Arcen),
tieən (L250p Arcen, ...
L250p Arcen),
tieəne (L250p Arcen),
tí:ĕn (L250p Arcen)
|
teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (L250p Arcen)
|
telegram [SGV (1914)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
kweken:
kwēkǝ (L250p Arcen)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
17632 |
tepel |
deem:
dēm (L250p Arcen, ...
L250p Arcen),
mem:
mem (L250p Arcen)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] || Welk woord bezigt men voor de tepel van een vrouwenborst? [DC 43 (1968)]
I-12, I-9, III-1-1
|
34452 |
tepel van een geit |
deem:
dēm (L250p Arcen)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|