22096 |
duivenkweker |
kweker:
kweekər (L417p As)
|
een persoon die duiven houdt om te kweken en te verkopen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
duivenkorf:
dówvəkerf (L417p As, ...
L417p As),
duivenpiet:
dówvəpi-jt (L417p As),
korf:
kèrf (L417p As)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een gewone duivenmand (bijv. om naar het inkorvingslokaal te gaan)? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met diverse hokjes, om het inkorven gemakkelijk te maken? [N 93 (1983)] || Hoe heet verder in Uw dialect: een mand waarin één of meer duiven vervoerd worden om ze te "leren"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenliefhebber:
dówvəleefhebbər (L417p As),
duivenmelker:
doeve mèlker (L417p As),
dówvəmélkər (L417p As)
|
een persoon die duiven houdt alleen voor zijn plezier? [N 93 (1983)] || Hoe heet de persoon die duiven houdt om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
dówvəslaach (L417p As),
spijker:
spikǝr (L417p As),
spikər (L417p As)
|
de inrichting met platform waarlangs de duiven het hok in- en uitgaan (pier, til)? [N 93 (1983)] || Duivenslag. [Goossens 1a (1955)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
22080 |
duiventoren |
duiventoren:
dówvətōērə (L417p As)
|
een duiventoren (op vroegere kasteel- of kloosterhoeven)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duif:
doef (L417p As),
wijfje:
wifke (L417p As),
zij:
zi-j (L417p As),
zieje (L417p As)
|
duif, wijfje [Goossens 1c (1955b)], [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
draaierig:
drèjerig (L417p As),
duizelig:
diezelig (L417p As)
|
duizelig [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
duizeling:
dówzeling (L417p As)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
gerf:
WBD/WLD = duizendblad
gérf (L417p As, ...
L417p As)
|
duizendblad [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20045 |
duizendschoon |
jonkertje:
jinkerke (L417p As)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.)
III-2-1
|