e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hek, hekwerk afsluiting: ááfslówting (As), de draad: (hedendaags)  den draod (As) Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)] III-2-1
hek, poortje achterpoortje: achterportsje (As), veken: fekke (As), Omdet het vekke upestòng is den hònd könne wegluipe  vekke (As) achterpoortje naar de tuin of het achteruit || hekken || poortje in b.v. een haag III-2-1
hel hel: hël (As) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helemaal, geheel en al heel: Iemand helemaal niet kennen: Ich kön hem van hart of start.  hiêl (As), ram: ram (As), rats: rats (As) helemaal, geheel en al III-4-4
helling van een koollaag helling: hɛleŋ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) De hoek die een koollaag maakt met het horizontale vlak. Deze hoek, de hellingshoek, kan 0 tot 90 graden bedragen. Naar gelang de hellingshoek onderscheidt men vlak liggende, halfsteile en steile lagen. Het overgrote deel der koollagen in Zuid-Limburg (Ned.) ligt onder een flauwe helling. Soms komen daar halfsteile en steile hellingen voor (Driessen, pag. 8). [N 95, 519; monogr.] II-5
helling, talud afzink: aafzink (As) helling, talud III-4-4
helpen een handje bijsteken: ⁄n hèndje (bi-jstééke) (As) de ondersteuning die men iemand geeft om zijn werk af te maken [hulp, genade] [N 85 (1981)] III-1-4
hemd hemd: hemǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]) Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.] II-5
hemel hemel: dən e.məl (As), heemel (As), hemel (As), heməl (As), hēməl (As) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
hen met kuikens brok: brok (As) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12