17570 |
hoofd |
hoofd:
heit (L417p As)
|
hoofd [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
28175 |
hoofd ventilator |
grote ventilateur:
grūtǝ vø̜ntǝlǝtø̄r (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoofdaltaar:
huufdaltaar (L417p As)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32771 |
hoofdbalken van de eg |
balken:
(sg bau̯.k)
bɛi̯.k (L417p As)
|
De rechte of lichtelijk gebogen, zwaardere balkjes van het egraam, die door de lichtere scheien op een bepaalde afstand van elkaar gehouden worden. Meestal zijn - vooral bij de vierhoekige eg - in deze balken de tanden aangebracht. Voor de plaatsen waar men voor de hoofdbalken van de eg geen aparte term gebruikt, zie men het vorige lemma. [JG 1a + 1b; N 11, 69a; N 11A, 155a; monogr.]
I-2
|
34638 |
hoofdbord |
kop:
kǫp (L417p As)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
kopplag:
kopplag (L417p As)
|
hoofddoek [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdkaas:
heikiês (L417p As),
heͅi̯kīəs (L417p As),
Ook hier staat heid voor hoofd Di-j van Miêve wère waal ins de Heikiêsvrèters geneemd: ze make den heikiês möt de moertelmiêle
heidkiês (L417p As),
hoofdskaas:
hēͅi̯tskjeͅs (L417p As)
|
fijn gehakt hoofdvlees, dat in vormen gestold en gezult wordt [Goossens 1a (1955)] || hoofdkaas || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
hoofdkussen:
heͅi̯tkeͅsə (L417p As)
|
hoofdkussen [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
laez (L417p As)
|
luis [Willems (1885)]
III-4-2
|
32183 |
hoofdsponde |
kopstuk:
kǫpstęk (L417p As)
|
De, al dan niet verwijderbare, plank aan het hoofeinde van een bed. [N 56, 178b]
II-12
|