e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofdstel kopstuk: kǫpstęk (As) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoofdwortel pen: pen (As), schel: WBD/WLD  sjèl (As), spitswortel: spitswortəl (As) De hoofdwortel van een boom die in het verlengde van de stam ligt en die sterk in de diepte groeit (pen, pin, penwortel). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de hoofdwortel, die in het verlengde van de stam en sterk in de diepte groeit (pen, penwortel, paalwortel, pin?) [N 75 (1975)] III-4-3
hoog opjagerij: (= praktijk).  òpjāgeri-j (As) het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)] III-3-1
hoog vliegen hoog vliegen: doeve vleege hoèg (As), vleegə hōēch (As) Hoe zegt men: de duiven vliegen hoog (bijv. bij mooi weer)? [N 93 (1983)] III-3-2
hoogmis hoogmis: də humɛs (As) hoogmis [RND] III-3-3
hoogsel hoogsels: hixsǝls (As) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13
hoogte hoogte: hixtǝ (As) Benaming voor een verticale maat, in het bijzonder als tweede lid van een samenstelling als rughoogte. [N 59, 46] II-7
hoogtijd hoogtijd: hoigtied (As) Hoogtijd. [ZND 01 (1922)] III-3-3
hooi hooi: hōi̯ (As), hű̄i̯ (As), hű̄ǝi̯ (As) Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s] I-3
hooi harken reken: rē̜kǝ (As) Het werken met de houten hooihark, zwelen. Zie ook de lemma''s over het bijeenwerken van de rijen en de huikelingen in de volgende paragraaf. Het object van de werkwoorden is steeds "het gemaaide gras", "hooi . Voor de fonetische documentatie van het woordtype hooien zie het lemma ''hooien''. [JG 1a, 1b; A 28, 1d; Lu 6, 1d] I-3