22135 |
loper (boodschapper) |
loopjong:
lòwpjóng (L417p As),
loper:
leùper (L417p As)
|
Vroeger (19e eeuw) werd iedere aankomst door een boodschapper gemeld. Hoe heette die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24674 |
lork |
lariks:
WBD/WLD
larks (L417p As)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22109 |
losplaats |
losplaats:
losplaats (L417p As),
lòsplaats (L417p As),
lossingsplaats:
lòssingsplaats (L417p As)
|
de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21218 |
losse plankbrug |
spuk:
spék (L417p As)
|
een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28128 |
loszittende gesteentebank |
losse steen:
ǫsǝ stęjn (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een gesteentebank in het dak die neiging vertoont neer te vallen en die daardoor gevaar oplevert. Wat betreft het woordtype "zerk": Lochtman (pag. 81) zegt dat de gesteentebank er inderdaad uitziet als het deksel van een doodskist. De bank zit met de platte kant naar beneden en bevindt zich in een situatie die het plotseling loslaten zeer bevordert. [N 95, 897; monogr.; N 95, 529]
II-5
|
22998 |
lot(je) van de loterij |
lot:
loeet (L417p As)
|
Lot. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21738 |
loteling |
loteling:
loeteling (L417p As)
|
iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22400 |
loten |
loten:
loeëte (L417p As),
loeëten (L417p As),
lūtə (L417p As)
|
het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] || Loten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
25247 |
loteren, los zitten |
bommelen:
bommele (L417p As),
flodderen:
(gezegd van kleren).
flòddere (L417p As),
rammelen:
ràmmele (L417p As),
wiggelen:
wiggele (L417p As)
|
los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21583 |
loven en bieden |
lingelen:
lengele (L417p As)
|
loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|