30822 |
beginnen met het werk |
aan hem gaan:
ān ǝm gūn (L417p As)
|
[N 60, 222e]
II-10
|
32717 |
beginvoren in het midden |
rug:
ręx (L417p As)
|
Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrāfenis (L417p As),
uitvaart:
ówtvaart (L417p As)
|
de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
kòffietaofel hòwe (L417p As)
|
buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [bidden, in de rouw verzoeken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrāve (L417p As)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begri-jpe (L417p As),
snappen:
snàppe (L417p As),
vatten:
vàtte (L417p As)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begrip (L417p As),
benul:
benīl (L417p As),
besef:
besèf (L417p As),
bezei:
ps. boven de è staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
bezèj (L417p As),
gedacht:
Hè hit er geïn gedacht van.
gedacht (L417p As)
|
besef (hij heeft er geen - van) [ZND 01 (1922)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
beiaard:
beiaard (L417p As),
beijaart (L417p As),
carillon (fr.):
kareljoͅŋ (L417p As),
karreljóng (L417p As),
klokkenspel:
kloͅkəspīl (L417p As)
|
het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon] [N 112 (2006)] || Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33776 |
beide beenderen van de onderkaak |
kaak(s)been:
kā.kbęi̯ǝn (L417p As),
schaar:
šīr (L417p As)
|
De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30]
I-9
|
22906 |
beieren |
beieren:
beijjeren (L417p As),
de klokken beieren (L417p As)
|
Beieren. [Willems (1885)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-2, III-3-3
|