31305 |
beitel |
beitel:
bęjtǝl (L417p As)
|
De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.]
II-12
|
30711 |
beitsen |
beitsen:
bɛjtsǝ (L417p As)
|
Meubels met behulp van beits een bruine kleur geven. De nerf van het hout blijft daarbij zichtbaar. Zie ook het lemma ɛbeitsenɛ in wld II.9, pag. 209.' [N 56, 41b; monogr.]
II-12
|
32158 |
beitskwast |
borstel:
bǫrstǝl (L417p As)
|
Platte, brede kwast om meubelen met behulp van beits te kleuren. [N 56, 47]
II-12
|
24301 |
bek |
bek:
bek (L417p As),
muil:
moel (L417p As, ...
L417p As),
mūl (L417p As),
mûl (L417p As),
WBD/WLD
moel (L417p As)
|
bek [Willems (1885)] || Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21777 |
bekakte praat |
aanstellerij:
aanstèlleri-j (L417p As),
ambras (<fr.):
àmbràs (L417p As),
groothanzerij:
grōēthànzeri-j (L417p As),
kokhanzerij:
kókhànzeri-j (L417p As)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
aanstellerij:
aanstèlleri-j (L417p As),
ambras:
àmbràs (L417p As),
groothanzerij:
grōēthànzeri-j (L417p As),
koekhanzerij:
kókhànzeri-j (L417p As)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21830 |
bekendmaken |
omroepen:
ómrōpe (L417p As),
uitbellen:
ówtbèlle (L417p As),
uitroepen:
ówtrōpe (L417p As)
|
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18974 |
bekennen |
bekennen:
bekenne (L417p As),
érkenne (L417p As),
toegeven:
tówgééve (L417p As)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
op het boekje zetten:
òp ’t beekske zette (L417p As),
proces maken:
pərsès māke (L417p As),
verbaliseren:
verbàlizéére (L417p As)
|
iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22677 |
bekkens |
cimbalen:
sembālə (L417p As),
deksels:
dèksels (L417p As)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|