e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beitel beitel: bęjtǝl (As) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
beitsen beitsen: bɛjtsǝ (As) Meubels met behulp van beits een bruine kleur geven. De nerf van het hout blijft daarbij zichtbaar. Zie ook het lemma ɛbeitsenɛ in wld II.9, pag. 209.' [N 56, 41b; monogr.] II-12
beitskwast borstel: bǫrstǝl (As) Platte, brede kwast om meubelen met behulp van beits te kleuren. [N 56, 47] II-12
bek bek: bek (As), muil: moel (As, ... ), mūl (As), mûl (As), WBD/WLD  moel (As) bek [Willems (1885)] || Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
bekakte praat aanstellerij: aanstèlleri-j (As), ambras (<fr.): àmbràs (As), groothanzerij: grōēthànzeri-j (As), kokhanzerij: kókhànzeri-j (As) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-3-1
bekakte praat /bekakt praten aanstellerij: aanstèlleri-j (As), ambras: àmbràs (As), groothanzerij: grōēthànzeri-j (As), koekhanzerij: kókhànzeri-j (As) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-1-4
bekendmaken omroepen: ómrōpe (As), uitbellen: ówtbèlle (As), uitroepen: ówtrōpe (As) officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)] III-3-1
bekennen bekennen: bekenne (As), érkenne (As), toegeven: tówgééve (As) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
bekeuren op het boekje zetten: òp ’t beekske zette (As), proces maken: pərsès māke (As), verbaliseren: verbàlizéére (As) iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] III-3-1
bekkens cimbalen: sembālə (As), deksels: dèksels (As) het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)] III-3-2