e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondstuk embouchure (fr.): ambajour (As), ambisjy(3)̄r (As) Het mondstuk van een muziekinstrument [ammezuur, hap]. [N 90 (1982)] || Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol mondvol: móndvòl (As), slok: slók (As) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
monnik pater (lat.): pater (As) Monnik. [ZND 01 (1922)] III-3-3
monnikskap duivelskoren: di-jvelskure (As) monnikskap III-4-3
monteur ajusteur: ažestø̄r (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]) Vakman op de mijn die machines, leidingen en apparaten ineenzet en ook repareert. [N 95, 147] II-5
mooi, helder weer schoon weer: sjōēn wéér zeen (As) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis moordkruis: muurdkries (As) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
moot vis schijf: sji-jf (As) moot; Hoe noemt U: Een snede vis (moot, mook) [N 80 (1980)] III-2-3
mopperen brommen: brommen (As), brómme (As), foeteren: fōētere (As), grommelen: grómmele (As), de dial. assimilatie moet worden gezien onder invloed van o.a. gròmmele  gròmmele (As), grommen: grómme (As), grozen: grəwze (As), mopperen: móppere (As, ... ), pruttelen: prīētele (As), sjamfoeteren: sjàmpfŏĕtere (As) binnensmonds mompelen, gezegd van iemand die kwade zin heeft [morren, mompelen, mommelen, mopperen] [N 87 (1981)] || brommen [ZND 01 (1922)] || mompelen || zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mergegebêt (As) Morgengebed. [ZND 01 (1922)] III-3-3