17891 |
morsen |
knoeien:
knuuje (L417p As),
smodderen:
smòddere (L417p As)
|
Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28038 |
morskool |
morskolen:
mǫrskūlǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Emma, Maurits])
|
Gemorste kool. [N 95, 462]
II-5
|
24603 |
mos (alg.) |
mos:
WBD/WLD
mòs (L417p As)
|
Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20923 |
mossel |
mossel:
mosjel (L417p As)
|
mossel [Willems (1885)]
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
moster (L417p As),
mosterd (L417p As)
|
mostaar || mostaard
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (L417p As, ...
L417p As),
ook in ZND 31, 038
mot (L417p As)
|
mot [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || mot, vlindertje
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
motø:r (L417p As)
|
motor [RND]
III-3-1
|
28350 |
motorgoot |
bac d''attaque:
bak datak (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84]
II-5
|
28347 |
motorraam |
chassis:
šasi (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616]
II-5
|
25130 |
motregen, fijne regen |
het wil en kan niet:
uitdrukking.
⁄t wilt en het kan niet (L417p As),
motregen:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
motrèèngel (L417p As),
muggenpis:
substantief.
méggepis (L417p As),
muggenzeik:
substantief.
méggezèjk (L417p As),
neetsel:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).
neetsel (L417p As),
van de kromme:
LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees). ps. wel vermeld op blz. 258: dèè kròmme rèèngel!
van dèè kròmme (L417p As)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, fijne regen
III-4-4
|