22807 |
portret, foto |
portret (<fr.):
pertret (L417p As)
|
Portret. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
24365 |
pos |
jood:
WBD/WLD
joe-d (L417p As)
|
Hoe noemt u de pos: een zoetwatervis met een groenachtige bruine rug. De onderzijde is zilverwit. Hij is overdekt met bruine vlekjes, ook op de vinnen. Beide rugvinnen zijn door een vlies met elkaar verbonden. Hij kan ongeveer 20cm lang worden (post, pos, [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
fakte.r (L417p As),
fikteer (L417p As)
|
de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
porselein:
porselein (L417p As, ...
L417p As),
postelein:
pastəleͅin (L417p As)
|
[Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
21141 |
postkoets |
postkoets:
pòstkoots (L417p As)
|
een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21207 |
postzegel |
timbre (fr.):
tèmber (L417p As)
|
het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33171 |
poten |
planten:
pla.ntǝ (L417p As),
poten:
pūǝt (L417p As)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
19494 |
potkachel |
duiveltje:
(rond en op 4 poten)
dĭĕvelke (L417p As),
Det di-jvelke hitst wi-j terdi-jvel
di-jvelke (L417p As),
potstoof:
potstoaf (L417p As),
potstoofje:
verkleinwoordje van potstoaf
potstèèfke (L417p As)
|
een rond, gegoten kacheltje waarop men o.m. een waterketel of een pan(netje) kan zetten || een ronde, gegoten kachel waarop men o.m. een waterketel of een pan(netje) kan zetten || potkacheltje || Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21521 |
potlood |
potlood:
pòtlōēd (L417p As),
vrouwelijk
potloëd (L417p As),
stift:
stift (L417p As)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)] || Potlood: schrijftuig (Fr. crayon). [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
18833 |
potsachtig |
boerachtig:
boorèchtig (L417p As),
boertig:
boortig (L417p As),
drollig:
dròllig (L417p As)
|
lachwekkend, met minder fijnzinnige humor [grollig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|