e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugband band: bant (As) De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92] II-7
rugnet vliegenkleed: [vliegenkleed] (As) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
rugsplit slip: slep (As) De split in het verlengde van de rugnaad van een colbert. [N 59, 90b] II-7
rugvoeringplooi plooi: plūj (As) Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119] II-7
ruien ruiven: ruivə (As), ruizelen: rĭĕzələ (As) Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] III-3-2
ruiken ruiken: rieken (As, ... ) rieken [ZND 25 (1937)] || ruiken [ZND m] III-1-1
ruilen (als spel) hoetelen: Ruilen.  hoetelen (As), mangelen: mangele (As), ommangelen: ommangele (As), tuisen: towse (As), tŭsə (As), tówse (As) het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden] [N 112 (2006)] || Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)] || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Tuischen. [ZND m] III-3-2
ruin ruin: rin (As) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruisen (van de wind) fluiten: flèjte (As), jagen: jówe (As), ruisen: róuse (As) het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ruisen van bladeren blazen: WBD/WLD  blaoze (As), jouwen: WBD/WLD ó even gesloten als oo  jówen (As), ruisen: WBD/WLD ó even gesloten als oo  róuse (As) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3