e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruw grof: graof wéére (As), ruw: #NAME?  rów wéére (As), wreed: vrīēd wéére (As) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw worden grof worden: graof wéére (As), ruw worden: #NAME?  rów wéére (As) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard hel: hèl (As), ongevoelig: óngevelig (As), ruw: rów (As), zonder gevoel: zónner geveel (As) zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruzie geschil: gesjil (As), ruzing: rĭĕzing (As), twist: twist (As) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken kakelen: (bij vrouwen).  kākele (As), tateren: (bij vrouwen).  tātere (As) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
ruziën in de haren vliegen: in ne haor vlēge (As), opeen vliegen: òpèjnvlēge (As) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sacramenspresesie (As) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
sacristie sacristie: sakristie (As) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salpeter salpeter: sǫlpīǝtǝr (As) Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b] II-6
samenklonteren klonteren: klǫntǝrǝ (As) Samenpakken, samenklonteren van meel. [JG 1a] II-3