22155 |
schacht |
beur:
bø̄r (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
De vertikale verbinding tussen het ondergrondse en het bovengrondse deel van een mijn. De schacht wordt niet alleen gebruikt voor het transport van personeel, kolen en materiaal, maar ook voor de luchtverversing. [N 95, 73; monogr.; Vwo 674; Vwo 637; Vwo 429; Vwo 122]
II-5
|
28242 |
schachtbok, schachttoren |
bellefleur:
bɛlǝflø̄r (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Winterslag, Waterschei])
|
De bovengrondse stalen of betonnen constructie waarin de schachtwielen zijn gemonteerd. [N 95, 12; N 95, 74; monogr.; N 95, add.; Vwo 108; Vwo 676; Vwo 678]
II-5
|
28180 |
schachtdeksel |
deksel:
dɛksǝl (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het deksel waarmee de uitstromingsschacht is afgesloten om te verhinderen dat de hoofdventilator buitenlucht aanzuigt in plaats van de verbruikte lucht uit de mijn. Het deksel wordt door de liftkooi automatisch geopend. Voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste opgaven zie men het lemma Schacht. [N 95, 76; monogr.]
II-5
|
27759 |
schachtdelven |
afdiepen:
āfdēpǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Het delven van een schacht. Bij de meeste opgaven hoort "schacht" of "beur" als objekt. [N 95, 173; monogr.; Vwo 38]
II-5
|
28246 |
schachtkooi |
kas:
kas (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zolder])
|
Liftkooi, meestal met verschillende etages, waarmee personeel, mijnwagens en materiaal ondergronds of bovengronds worden gebracht. Het woordtype "waterkas" wordt volgens de invuller uit K 361 in de mijn van Zolder gebruikt voor de eerste liftkooi. De opgave "kiebel" uit Q 113 was van toepassing op de "mijnkooi ter aflating van mijnwerkers" (Jongeneel pag. 32). [N 95, 85; monogr.; Vwo 409; Vwo 438; Vwo 478]
II-5
|
28140 |
schachtput |
bougnou:
baju (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Ruimte in de nabijheid van de schacht, meestal dicht onder de onderste verdieping, waarin het water dat op de verdiepingen vrijkomt, samenstroomt. [N 95, 789; monogr.]
II-5
|
27475 |
schachtton |
ton:
tǫn (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
Ton die gebruikt wordt om bij het delven van de schachten personeel en materiaal naar beneden te laten en losgemaakte stenen naar boven te hijsen. [N 95, 77; monogr.; Vwo 39; Vwo 379]
II-5
|
27162 |
schachtwiel |
molette:
mulɛt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden])
|
De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523]
II-5
|
25043 |
schaduw, lommer |
schaai:
sjááj (L417p As),
scheem:
Opm. vaker worden gebruikt: koelesjaai en killesjaai.
sjèèm (L417p As)
|
lommer, schaduw || schaduw (lommer) [RND]
III-4-4
|
27639 |
schaft |
malète:
malɛt (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679]
II-5
|