24255 |
tochtig |
rits:
rē̜.ts (L417p As),
willig:
welex (L417p As)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
àntree (L417p As),
ènkóm (L417p As)
|
de prijs die men moet betalen om ergens binnen te komen [entree, inkom, inkomgeld, inkomprijs] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33592 |
toekruid, algemeen |
specerij:
WBD/WLD
spēseri-je (L417p As)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
21438 |
toeslag |
schrijfgeld:
sjri-jfgeld (L417p As)
|
het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20141 |
toestel waarin men kinderen leert lopen |
loopstoel:
lòwpstool (L417p As),
loopwagen:
lòwpwāge (L417p As)
|
toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19261 |
toestemming |
goedkeuring:
goodkééring (L417p As),
toestemming:
tówstemming (L417p As),
zijn woord:
z⁄n wōērd (L417p As)
|
goedkeuring om iets te mogen doen [toestemming, konsent] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28234 |
toevoergalerij |
kopgalerij:
kǫpgalǝrej (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zolder]),
pilier:
pelē (L417p As
[(Waterschei)]
[Maurits]),
tweede voie:
twīdǝ vu] (L417p As
[(Zwartberg)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Galerij die in hoofdzaak wordt gebruikt voor de aanvoer van materiaal. De woordtypen "kopstrek" (Q 117a, 121c), "kopvoie" (K 361), "kopgalerij" (L 417), "kop" (Q 12) en "kopbouveau" (L 286) duiden erop dat de toevoergalerij zich aan het boveneinde van de pijler bevindt. Het woordtype "H.T." (L 265, Q 33) is een afkorting voor "houttoevoer". [N 95, 373; monogr.; N 95, 280 add.]
II-5
|
28022 |
toewijzen |
een stock geven:
nǝ stǫk gē̜vǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zolder])
|
Een aantal te delven meters steenkool aan iemand toewijzen. In de Nederlandse mijnen wees de schudgootmeester elke arbeider een "stuk" (d.w.z. een gedeelte van het pand) aan, dat hij moest ontkolen. [N 95, 482; monogr.]
II-5
|
19663 |
toilet |
achter:
Inins stòng \'r op en zag: \"het is huug ti-jd det ich noa achter goan\
achter (L417p As),
huisje:
hieske (L417p As),
Stinke wi-j einen hi-jskespöt
hi-jske (L417p As),
schijthuisje:
een ordinairder woord voor w.c. Het heeft te maken met het apart gelegen gebouwtje met een deur waarin een hartvormige opening als verluchtingsmiddel diende
sji-jthi-jske (L417p As)
|
gemak (w.c.) [ZND 12 (1926)] || het w.c. || w.c || w.c.
III-2-1
|
21215 |
tolboom |
barrier (<fr.):
breer (L417p As),
slagboom:
slaagbòwm (L417p As)
|
de boom waarmee de weg kan worden afgesloten op de plaats waar men tol moet betalen [barrier, brier] [N 90 (1982)]
III-3-1
|