27965 |
verschuiven |
rippen:
repǝ (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
Het transportmiddel van een pijler in zijn geheel in de richting van het koolfront verschuiven. In tegenstelling tot het verleggen hoeft de transportinstallatie daarbij niet gedemonteerd te worden. Zie ook het lemma Verleggen. [N 95, 535]
II-5
|
21666 |
verschuldigd zijn |
moeten:
eme get mōte (L417p As),
schuld hebben:
sjòwt hébbe (L417p As),
schuldig zijn:
sjillig zeen (L417p As)
|
verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
sere (L417p As, ...
L417p As),
versieren:
versere (L417p As),
versêren (L417p As)
|
met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)] || Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)] || Versieren. [Willems (1885)]
III-3-2
|
18242 |
versiersel |
opsmuk:
òpsmuk (L417p As),
tooi:
tōēj (L417p As)
|
voorwerpen die tot versiering dienen [sier, smeer, smuk, opsmuk, opschik, tooi] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18226 |
versleten |
afgedragen:
aafgedrāge (L417p As),
aftands:
aaftàns (L417p As),
versleten:
verslēte (L417p As),
verslieeten (L417p As)
|
door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] || verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
18797 |
verstand |
geest:
dat wi-jfke is op hèren auwerdòm nog hiël good van geist Syn. Ze is nog hiêl good bi-j ter hère
geist (L417p As),
vernuft:
vernuft (L417p As),
verstand:
Algemene note v.d. invuller (geldend voor de gehele vragenlijst): ó even gesloten als oo!
verstànd (L417p As)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)] || rede, verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
redelijk:
réédelik (L417p As),
Zeeg nûw ins riêdelik en gèèf tûw deste verkiêrd woars
riêdelik (L417p As),
verstandig:
verstènnig (L417p As),
Viêr zi-jnen auwerdòm kan ¯r nog hiêl verstejnig rezenère
verstejnig (L417p As)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || intelligent || verstandig, redelijk
III-1-4
|
29112 |
verstellen |
verlappen:
vǝrlapǝ (L417p As)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
26346 |
versterkte zijwand, dijk |
dijk:
dī.k (L417p As)
|
Dijk vōōr de sluizen, meestal aan die kant van de beek waar de bewoners van de molen het meest komen. De dijk bestaat uit planken die tegen rechtstaande spijlen bevestigd zijn of is een versteviging uit aarde of beton en loopt gewoonlijk vier of vijf meter verder stroomopwaarts dan de vloer. Zie ook afb. 67. [Vds 31; Jan 29; Grof 35]
II-3
|
22349 |
verstoppertje spelen |
piepbergen:
piepbergen (L417p As),
piepjeverbergen:
piepke verberge (L417p As),
Geh. Asch. (t Daghet in den Oosten XV, 17)
piepkenverbergen (L417p As),
wie niet weg is, is gezien spelen:
/
wei niet weg is gezien (L417p As)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)] || Kinderspel, een moet de anderen zoeken. || Schuilevinkje spelen (verbergspel). [ZND 06 (1924)] || verstopperke [SND (2006)]
III-3-2
|