e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boorwagen jumbo: žømbō (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Maurits]) Op een lorrie gemonteerde boorinstallatie waarmee tegelijkertijd twee of meer boorgaten gemaakt kunnen worden. Het woordtype "jumbo" (L 417, Q 7) is van toepassing op een boorwagen met vier of vijf boorhamers. [N 95, 814] II-5
boorzuil boorzuil: būrzø̜jl (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Emma]) Bij het boren gebruikt statief voor de boorhamer. Wanneer er perslucht in wordt toegelaten, zorgt de boorzuil niet alleen voor ondersteuning van de boorhamer, maar ook voor de boordruk. [N 95, 810; monogr.] II-5
boos giftig: giftig (As), kwaad: kaod (As), venijnig: veni-jnig (As) boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] III-1-4
boosaardig paard (een) kwade: kǭ.ǝ (As), (een) zure: zō.rǝ (As) Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o] I-9
boot(je) boot(je): bōēt (As), bōētsje (As), pontje: póntsje (As) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord telder: èè hauw ure wi-j telleerkes  tejjer (As), telloor: təlēr (As), Det viltsj möt, zag de meid en ze roldzje möt de telère nannen trap  teleer (As) bord (bij het eten gebruikt) [ZND 16 (1934)] || eetbord III-2-1
borduren borduren: bordére (As) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
boren boren: būrǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]) Algemene benaming voor het maken van boorgaten. Volgens Vanwonterghem (pag. 73) is het woordtype "boren" ook van toepassing op het maken van diepboringen. Het is daarom ook opgenomen in het lemma Diepboren. [N 95, 801; Vwo 167] II-5
borg borg: bèrg (As) borg [ZND 01 (1922)] III-3-1
borgen uitstel geven: ówtsél gèève (As) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1