22005 |
constateren |
aftrekken:
klòk aaftrekkə (L417p As),
constateren:
konstatère (L417p As)
|
het neerdrukken van een knop of hendel om de tijd op te tekenen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27629 |
controlepenning |
médaille:
mǝdāli (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg])
|
De metalen penning met het nummer van de ondergrondse arbeider. Aan de hand van de penning kon gecontroleerd worden welke mijnwerkers aanwezig waren. De meeste mijnen hadden een systeem waarbij voor iedere dienst een aparte penning werd gebruikt. Zo vermelden de invullers uit L 374, L 433 en Q 15 voor de Nederlandse staatsmijn Maurits dat men voor de nachtdienst een vierkante, voor de dagdienst een ronde en voor de middagdienst een driehoekige penning kende. Op de partikuliere mijnen in Nederland en in de Belgische mijnen werd een identiek systeem toegepast, waarbij alleen de vorm van de penning verschilde. De respondent uit Q 111 merkt op dat in de mijnen Oranje-Nassau I, II en IV bij ziekte de penning op het penningenbord werd bedekt met een ronde, groene penning. Bij drie achtereenvolgende dagen willekeurig verzuim ("bommelschicht") werd de penning afgedekt met een ronde, rode penning. Met een wit plaatje werd het nummer op het nummerbord bedekt als de penning na de dienst niet was ingeleverd. Uit de opmerkingen van de zegslieden uit L 417en L 422 voor respektievelijk de mijnen in Zwartberg, Waterschei en Eisden blijkt dat men daar de verschillende beroepsgroepen aan hun nummer kon herkennen. De opgave "kaartje" voor de mijn in Winterslag is een volksetymologische verbastering van het Wilhelminaalse catchèt. [N 95, 46; N 95, 45; Vwo 221; Vwo 252; Vwo 505; Vwo 547; monogr.]
II-5
|
21996 |
convoyeur |
convoyeur (fr.):
kaovajéúr (L417p As)
|
de persoon die de duiven begeleidt naar de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
28731 |
coupeur |
coupeur:
kupø̄r (L417p As)
|
Knipper of kleermaker die de maat neemt en de stof snijdt. [N 59, 197b]
II-7
|
21575 |
crimineel |
crimineel:
(idem)
<crimineel> (L417p As)
|
crimineel [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
32819 |
cultivateren, met de cultivator werken of bewerken |
extirpateren:
ɛkspā.tǝrǝ (L417p As)
|
De cultivator wordt gebruikt a) om hard liggend land open te trekken en het daarop groeiende onkruid los te maken en naar boven te halen; b) om na de oogst de graanstoppels los te woelen of om een met de ploeg geschild stoppelveld verder klein te maken; c) om (op zwaardere grond) de schollen en kluiten van een pas geploegde akker te breken of om de bezakte grond van een eerder geploegde akker luchtig te maken; d) om uitgestrooide kunst-meststoffen in de grond te werken. De enkelvoudige termen van dit lemma kunnen meestal zowel met het land e.d. als object, als ook aboluut gebruikt worden. De samengestelde hebben steeds, ook al is dat hier onvermeld gelaten, het land, de akker e.d. tot object. [JG 1a + 1b add.; N 11, 43 + 47 add.; N 11A, 152; div.; monogr.]
I-2
|
32810 |
cultivator, extirpator |
extirpator:
ɛkspā.tǝr (L417p As)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
blinddees:
blenèès (L417p As),
WBD/WLD = kleinere soort
blin gits (L417p As),
daps:
daps (L417p As),
paardenvlieg:
ook ZND 1u, 30
pèèrdevleeg (L417p As),
paardsvlieg:
pèèrsvleeg (L417p As),
stopperd:
WBD/WLD ó even gesloten als oo)
stóbberd (L417p As)
|
daas, paardenvlieg [ZND 01 (1922)] || Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)] || insect dat koeien steekt 2 [Goossens 1a (1955)] || paardenvlieg || steekdaas
III-4-2
|
27610 |
dagdienst |
dagpost:
dāxpǫst (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Zwartberg]),
dagschicht:
dāxšext (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Maurits]),
morgenpost:
mɛrgǝpǫst (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Eisden]),
morgenschicht:
mɛrgǝšext (L417p As
[(Zwartberg / Waterschei)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
In het algemeen, ook in de Belgische mijnen (Defoin pag. 209), de dienst van 6 uur in de morgen tot 2 uur in de middag. Volgens een informant van Q 121 begon de dagdienst op de Domaniale mijn na de oorlog om 7 uur en eindigde om 3 uur in de middag. De informant van L 417 vermeldt dat deze dienst op de mijnen Zwartberg en Waterschei plaatsvond van 8 uur tot 4 uur in de middag. De dienst werd aangegeven met een bepaald soort penning; zie hiervoor de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 116; monogr.; Vwo 304; Vwo 531; Vwo 532]
II-5
|
24898 |
dageraad |
krieken:
krĭĕke (L417p As)
|
het aanbreken van de dag [lamieren, krieken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|