e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=As

Overzicht

Gevonden: 5248
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
derdeling derdeling: dɛ.rdǝleŋ (As) Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.] II-6
desemen desemen: deiseme (As), dèjseme (As) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] || zuurdeeg in het broodbeslag doen III-2-3
deugniet balenger: cf. VD s.v. "belhamel"3. baldadige jongen, deugniet  bellenger (As), een verbasterd woord voor belhamel det dèè belhenger nûw ins alti-jd ri-jzing en ònvrèè moot stuke  belhenger (As), deugeniet: dègeneet (As, ... ), dèjgeneet (As), Det menneke zitsj vol dègenetestriêke(deugenieterijen) Dû, klein dègeneetsje desde bös (schertsend)  dègeneet (As), ook materiaal znd 23,4  dēgeneet (As), hoerzak: haorzàk (As), kwaad jong: kaodjónk (As), kwakzalver: kwàkzàlver (As), meester jan: meisterjan (As), meester lap: meisterlap (As), niksnuts: niksnets (As, ... ), niksnuts (As), ondeugd: fig Pak dich weg, stèk òndèèg deste bös  òndèègd (As), ondeugend kind: ondiegend kènd (As), onnut: ònnöt (As), onnutterik: Waat hèèt mich dèèn ònnötterik weer gedoan  ònnötterik (As), pagadder: pàgàdder (As), prengel: prengel (As), rakkerskind: ràkkerskénd (As), schelm: sjelm (As), Samenst. sjelechtig, sjemeri-j  sjelm (As), snaak: snaak (As), stinkerd: stinkerd (As), stouterik: stuiterik (As), strop: hier hoort men ook de uitspr. strop  stròp (As), vaurien (fr.): vàngaan (As), vlegeltje: vliêgelke (As) belhamel || deugniet [ZND 01 (1922)] || deugniet, dief || deugniet, stout persoon || een kwajongen || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] || gezegd van niet brave kinderen || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)] || lomperd, vlegel || stouterik, deugniet III-1-4
deur deur: diǝr (As), dīǝr (As), De köns hèèr gemekkelik ònder ein diêr duurtrèkke: zo mager is ze  diêr (As) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]deur II-9, III-2-1
deurknop, deurklink klink: klénk (As) Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1
deurkruk, deurklink klink: klęŋk (As) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurtje in een poortvleugel klein deurtje: klęi̯ dīǝ.rkǝ (As) Om aan personen toegang te verlenen en om dan niet de gehele vleugel te moeten openen is er in een poortvleugel vaak een deurtje, dat meestal niet tot beneden reikt, waardoor men echt binnen moet stappen. Vaak is het zo klein dat men slechts in gebukte houding er door kan. Meestal is de poortvleugel niet gehalveerd. Door de functionele overeenkomst zijn de benamingen soms ook in gebruik voor het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel (zie het lemma "onderdeur", 4.1.9). Doorgaans is uit de benamingen voor dergelijke deurtjes in de poorten van schuur en stal op te maken waar ze zich bevinden. Toegevoegd zijn ook de enkele aparte benamingen voor de toegangsdeur náást de poort. Zie ook afbeelding 18.f bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42b; N 4, 38; JG 1a en 1b; monogr.; add. uit N 5A, 77d] I-6
deurwaarder deurwaarder: dīērwaarder (As) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
diabolo diabolo: diabolo (As) Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)] III-3-2
diarree afgang: aafgàng (As), dunne, de -: aan den dinne zeen (As), Diarree.  aan dən dinnə zeen (As), een goede om over de beek te schijten: ne gooje óm īēver de bīēk te sji-jte (As), op een meter in de fles: Diarree.  op nə méétər innə fles (As), prots: aan de prots zeen (As), schijt: sji-jt (As), Diarree.  aan də sjyt zeen (As) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] III-1-2