32737 |
beide panden van een uiteengeploegde akker |
zijden:
zii̯ǝ (L295p Baarlo)
|
Het uiteenploegen van een akker levert, als men de keerstroken buiten beschouwing laat, twee even grote stroken op aan weerskanten van de eindvoor in het midden. Uiterlijk is er overeenkomst met het ploegen in panden. Voor deze, afzonderlijk te ploegen delen van een akker zie men echter het vorige lemma. [N 11, 54; N 11A, 121f]
I-1
|
22906 |
beieren |
beieren:
beieren (L295p Baarlo),
bimbammen:
KINDERTAAL
bimbamme (L295p Baarlo),
luiden:
de klokke luueje (L295p Baarlo)
|
Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17646 |
bekkenholte |
lies:
lees (L295p Baarlo)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
beköstige (L295p Baarlo),
beköstigge (L295p Baarlo)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21357 |
bekvechten |
muilvechten:
moelvechte (L295p Baarlo)
|
redetwisten [SGV (1914)]
III-3-1
|
33960 |
bellen aan het haam |
kloters:
klǭtǝrs (L295p Baarlo),
schellenkrans:
šɛlǝkrans (L295p Baarlo)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
33945 |
bellen aan het hoofdstel |
kloters:
klǭtǝrs (L295p Baarlo)
|
Soms kunnen er aan een hoofdstel bellen bevestigd worden, maar meestal gebeurt dat niet bij boerenpaarden. [N 13, 39]
I-10
|
23951 |
belofte |
belofte:
belofte (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Een belofte. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
belaoke paose (L295p Baarlo),
belaoken paose (L295p Baarlo),
blaoke paose (L295p Baarlo),
bloake poase (L295p Baarlo)
|
beloken Paschen [SGV (1914)] || De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21464 |
beloven |
beloven:
belaove (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)]
III-3-1
|