e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandelier van de suisse sjerp: sjerm (Baarlo) De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)] III-3-3
banden banden: bɛŋ (Baarlo) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bandiet bandiet: ban-diet (Baarlo) bandiet [SGV (1914)] III-3-1
bandschort met borststuk scholk: sjölk (Baarlo) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bangerik schijthuis: en sjie‧thoe:s (Baarlo), schouwerik: enne sjoe:werik (Baarlo) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] III-1-4
bankbiljet bankbiljet: ein bankbiljet (Baarlo), briefje: breefke (Baarlo), ein breefke van (zoveel) (Baarlo) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
baret baret (<fr.): baret (Baarlo), pats: pats (Baarlo) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barrevoets barvoets: berves (Baarlo) barrevoets [SGV (1914)] III-1-3
bascule bascule: baskuul (Baarlo), alles wat gewogen moet worden op de boerderij, wordt op de baskuul gezet  baskuul (Baarlo) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
bebroed bevrucht ei rot ei: rot ęi̯ (Baarlo) [N 19, 54c] I-12