25907 |
zeef van paardenhaar |
paardsharen zeef:
pę̄rshǭrǝ zīf (L295p Baarlo)
|
Een ronde zeef vervaardigd van paardenhaar. [N 57, 20c]
II-2
|
19472 |
zeemlap |
zeem:
zīēm (L295p Baarlo),
zīəm (L295p Baarlo)
|
zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18723 |
zeep |
zeep:
ze duit de aafwas nog altied met greun zeip (L295p Baarlo)
|
Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
19644 |
zeepsop |
loog:
(dit woord wordt nauwelijks nog gebruikt).
lauf (L295p Baarlo),
sop:
sop (L295p Baarlo),
zeeploog:
zeiplouf (L295p Baarlo),
zeepsop:
zeepsop (L295p Baarlo),
zeipsop (L295p Baarlo)
|
Hoe noemt u de oplossing van zeep en water? (zeepsop, zeepnat) [N 104 (2000)] || sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)]
III-2-1
|
33161 |
zeer grote aardappelen |
bonken:
bø̄ŋk (L295p Baarlo),
bǫŋkǝ (L295p Baarlo)
|
Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.]
I-5
|
33162 |
zeer kleine aardappelen |
krallen:
kralǝ (L295p Baarlo),
kriel:
kril (L295p Baarlo),
krielpatatten:
krilpǝtatǝ (L295p Baarlo),
smoortjes:
smyrkǝs (L295p Baarlo)
|
Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.]
I-5
|
25140 |
zeer warm weer |
het wordt weer licht:
vandaag wuurd ut weer leeg (L295p Baarlo),
hits:
hèts (L295p Baarlo)
|
hitte [SGV (1914)] || licht, in de betekenis van zeer warm; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
23657 |
zegen aan het eind van de mis |
laatste zegen:
letste zaegen (L295p Baarlo),
zegen:
zaege (L295p Baarlo),
zegen (L295p Baarlo)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23662 |
zegen met het allerheiligste |
zegen:
zaegen (L295p Baarlo),
zegen (L295p Baarlo),
zegen met het allerheiligste:
zegen met et allerheiligste (L295p Baarlo)
|
De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21404 |
zeggen |
zeggen:
zeggen (L295p Baarlo),
zĕkke (L295p Baarlo)
|
zeggen [SGV (1914)] || zeggen; ik ben bij de vrouw geweest en heb het tegen haar gezegd; ze zeide, dat ze het ook aan haar dochter zou - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|