23933 |
zondag |
onze-heerzondag:
s hiere zôndaag (L295p Baarlo),
zondag:
zondaag (L295p Baarlo),
zóndig (L295p Baarlo)
|
De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23934 |
zondag houden |
zondag houden:
zóndig haoje (L295p Baarlo),
zondag vieren:
zondaag veeren (L295p Baarlo),
zôndaag viere (L295p Baarlo)
|
De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22699 |
zondag voor aswoensdag |
vastelavondszondag:
vastelaoveszondaag (L295p Baarlo)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23810 |
zondag voor pinksteren |
zondag voor pinksteren:
zondaag vur pingstere (L295p Baarlo)
|
De zondag vóór Pinksteren (Rozenzondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23534 |
zondagmissaal |
`s zondagsmissaal:
szondaagsmissaal (L295p Baarlo),
szondes missaal (L295p Baarlo),
misboek voor de zondag:
mesbook veur de zondaag (L295p Baarlo)
|
Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23935 |
zondagschender |
zondagsschender:
zôndaagschender (L295p Baarlo)
|
Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sondusse kleijer (L295p Baarlo)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
witte scholk:
van witte stof
witte sžaŏl⁄k (L295p Baarlo)
|
zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
33884 |
zondagsziekte |
beslag:
bǝšlāx (L295p Baarlo)
|
Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.]
I-9
|
23339 |
zonde |
zonde:
zung (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|