e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braaf braaf: braaf (Baarlo), ⁄t kink is braaf (Baarlo), lief: wat ein leef kink is dèt (Baarlo) braaf [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braakland: brāklaŋk (Baarlo) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braakliggen: brǭklegǝ (Baarlo), braken: brǭkǝ (Baarlo), leeglagen: lē̜xlǭgǝ (Baarlo), zomervoren: zōmǝrvōrǝ (Baarlo) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: brōəmel (Baarlo), lang uitgesproken  broamel (Baarlo) braambes [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-3
braamstruik bramelenstruik: broamelestroek (Baarlo), brōəmeleštrūk (Baarlo) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: broaje (Baarlo) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kotsen: kotse (Baarlo), kòtse (Baarlo), overgeven: euvergaeve (Baarlo) kotsen [SGV (1914)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bramelenvlaai: braomelevlaaij (Baarlo), Syst. WBD  braomeleflaaj (Baarlo) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
branden branden: brandt (Baarlo) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brander (Baarlo) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1