24126 |
boomklever |
boomlopertje:
boumluiperke (L324p Baexem)
|
boomklever
III-4-1
|
24127 |
boomkruiper |
boomlopertje:
alleen in kandidaatsscriptie
baumluiperke (L324p Baexem)
|
boomkruiper
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
boomleeuwerik:
boumlîêwerik (L324p Baexem)
|
boomleeuwerik
III-4-1
|
34565 |
boomwagen |
mallejan:
malǝja.n (L324p Baexem)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|
33814 |
boosaardig paard |
rotzak:
rǫtzak (L324p Baexem)
|
Onbetrouwbare paard dat onverwachts slaat en bijt. Gewoonlijk legt het daarbij de oren in de nek en laat het wit van zijn ogen zien. [JG 1a; N 8, 62o]
I-9
|
19600 |
bord |
telder:
teljer (L324p Baexem)
|
bord [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrst (L324p Baexem, ...
L324p Baexem)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] || Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9, II-3
|
17578 |
borstelig haar |
pinhaar:
pinhaor (L324p Baexem),
strohaar:
strūūehaor (L324p Baexem),
varkenshaar:
verkeshaor (L324p Baexem),
vlashaar:
Wit, borstelig.
vlashaor (L324p Baexem)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] || hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17631 |
borsten |
flink get op het schap:
Platvloers; die vrouw heeft flinke borsten.
die haet flink get op t sjaap (L324p Baexem),
memmen:
memme (L324p Baexem)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1961)]
III-1-1
|