e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Banholt

Overzicht

Gevonden: 550
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koeltafel afkoeltafel: āfkø̄ltǭfǝl (Banholt) De tafel met opstaande randen die enigszins schuin staat en waarop stroop gekoeld wordt. [N 57, 32b] II-2
koets (alg.) koets: koetsh (Banholt) koets [SGV (1914)] III-3-1
koewachter, veeknecht koemeier: kōmɛi̯ǝr (Banholt) De zweitser is de boerenknecht die, vooral op grote boerderijen met minstens 10 koeien (L 246), speciaal belast is met het melken en de verzorging van het rundvee. Wanneer het bedrijf voor zo''n speciale knecht te klein is wordt de zorg voor de koeien toevertrouwd aan een koewachter (koeherd, koejong; in het zuiden koeter, vatsji), meestal een aankomende knecht, pas van school, die de beesten meeneemt naar de wegbermen om ze daar te laten grazen. Van een koeter en vatsji in West-Haspengouw wordt ook gezegd dat hij (of zij) ook karweitjes in huis verricht, bijvoorbeeld in de keuken; vergelijk Kruijsen (1990) en het lemma "(hard) werken op de boerderij" (1.3.10). Bij koeherd in Q 6 wordt aangetekend: "hij kreeg alleen de kost en de klompen als loon". Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht algemeen" (1.3.12). [N M, 1b; JG 1b, 2c; A 48, 18b; L 26, 32b; monogr.] I-6
koning koning: könning (Banholt) koning [SGV (1914)] III-3-1
kool, algemeen: een krop kool kabots: kaboetsj (Banholt) I-7
koopwaar waar: goj waar (Banholt) waar (goede - ) [SGV (1914)] III-3-1
koor koor: M.  koer (der) (Banholt) koor [SGV (1914)] III-3-3
kopen kopen: koape (Banholt) koopen [SGV (1914)] III-3-1
koperen zeef zeef: zējf (Banholt) Koperen zeef waar men het sap door zeeft. [N 57, 20a] II-2
koud, mistig en somber weer dampetig (weer): dampetich (Banholt) mistig III-4-4