e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wak in het ijs gat: gaat (Beegden) wak (in het ijs) [SGV (1914)] III-4-4
walnoot noot: noot (Beegden) Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)] III-2-3
wan wan: wan (Beegden) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wang wang: wang (Beegden) Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [DC 27 (1955)] III-1-1
warm weerx warm (weer): wĕrm (Beegden) warm [SGV (1914)] III-4-4
was was: wasch (Beegden) wasch [SGV (1914)] III-2-1
waterput put: pø̄t (Beegden), pøͅt (Beegden, ... ) [DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] I-7
wbd: afzeggen tenietdoen: de koup te neet doon (Beegden) ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: in trek goed gaan: goot gaon (Beegden) Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: katten niet komen opdagen: neet komme opdaage (Beegden) katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)] III-3-1