e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wittebrood mik: mik (Beegden) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woensdagx goensdag: goonsdig (Beegden, ... ) dag; woensdag [N 07 (1961)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, onachtzaam lopen wild lopen: wildj laupe (Beegden) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wonder mirakel (<fr.): merakel (Beegden), wonder: wonjer (Beegden) wonder [SGV (1914)] III-3-3
wonen huizen: hoeze (Beegden), wonen: wône (Beegden) huizen (ww.) [SGV (1914)] || wonen [SGV (1914)] III-2-1
woord woord: wôôrd (Beegden) woord [SGV (1914)] III-3-1
wormsteek (subst.) worm: de worm (Beegden) wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)] III-2-3
worstelen worstelen: worstele (Beegden) worstelen [SGV (1914)] III-3-2
wortel wortel: wǫrtǝl (Beegden) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: wòrtel (Beegden) wortel [SGV (1914)] III-4-3