e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeveren zeveren: zeivere (Beegden) zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)] III-1-1
zich bemoeien met bemoeien: bemeuje (Beegden) bemoeien [SGV (1914)] III-3-1
zich haasten vooruitmaken: vrōēt make (Beegden), zich spoeden: os sjpooie (Beegden) zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)] III-1-2
zich inbeelden zich inbeelden: inbeele, zich (Beegden) inbeelden, zich [SGV (1914)] III-1-4
zicht zicht: zext (Beegden) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziek krank (du.): krank (Beegden), ziek: zeek (Beegden) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekte krankte: krinkdje (Beegden), ziekte: zeekdje (Beegden) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: zêl (Beegden) ziel [SGV (1914)] III-3-3
zien, kijken kijken: kieke (Beegden), zien: zeen (Beegden) kijken [SGV (1914)] || zien [SGV (1914)] III-1-1
zijde zij: pien in de ziej (Beegden), zie (Beegden) heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1