e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zonden zonden: zŭnj (Beegden) zonden (mv.) [SGV (1914)] III-3-3
zonneblinden, jaloezie jaloezieën: šaluziǝ (Beegden) Vensterluiken aan de buitenzijde van het raam, bestaande uit stijlen en dorpels die zijn voorzien van richels, waartussen in schuine stand plankjes zijn aangebracht. [N 55, 69; A 23, 18b add; A 46, 11c add.] II-9
zoom zoom: zǫwm (Beegden) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon jong: joŏng (Beegden), jông (Beegden, ... ), zoon: zoon (Beegden, ... ) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zôât (Beegden) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten zuchten: zuchte (Beegden) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: zōēke (Beegden) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuinig nauw: nĕj (Beegden), zuinig: zunig (Beegden) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zure oprisping zuur: t zoer höbbe (Beegden) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuster zuster: zöster (Beegden, ... ), neen  zöster (Beegden, ... ) zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2