e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flensje koekje: keukske (Beegden) flensje [SGV (1914)] III-2-3
fluim fluim: fluum (Beegden, ... ) fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen uitleggen: oetligge (Beegden) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren smoezelen: Van Dale: II. smoezelen, 1. bedekt en zacht praten, smiespelen; -2. praatjes verkopen, smoesjes vertellen.  sjmoezele (Beegden) fluisteren [DC 16 (1948)] III-3-1
fluweel, velours velours: flūr (Beegden) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
framboos framboos: mv: -ze  framboaze (Beegden) [DC 13 (1945)] I-7
franje franjel: fraanjel (Beegden), frānjǝl (Beegden) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fruit bewaren een mouting maken: ein motting make (Beegden) meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3
fuik fuik: foek (Beegden) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fuut fuut: fuut (Beegden) fuut (vogel) [SGV (1914)] III-4-1