34314 |
jong varken |
bag:
bak (L327p Beegden),
baggen (mv.):
baqǝ (L327p Beegden),
bagje:
bɛkskǝ (L327p Beegden)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
ganzenkuiken:
gǭzǝkȳkǝ (L327p Beegden)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34448 |
jonge geit |
geitje:
gęi̯tjǝ (L327p Beegden)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L327p Beegden)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
jong (L327p Beegden),
joŏng (L327p Beegden),
jông (L327p Beegden)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
aanstaande:
aanstjoangje (L327p Beegden),
jong:
joŏng (L327p Beegden),
jông (L327p Beegden),
vrijer:
vriejer (L327p Beegden)
|
Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20380 |
jongen met wie men verloofd is |
aanstaande:
aanstoandje (L327p Beegden),
aaonstaondje (L327p Beegden),
jong:
joŏng (L327p Beegden),
vrijer:
vriejer (L327p Beegden)
|
Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20334 |
jongste kind |
benjamin:
benjamin (L327p Beegden),
krekje:
cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "krekje"(krekske) in lemma "jongste vogeltje uit het nest
krekske (L327p Beegden)
|
Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] || Wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)]
III-2-2
|
21335 |
jood |
jood:
Opm. bijv. doe [b›s(t)] eine joet; eine joedesjtreek.
joet (L327p Beegden, ...
L327p Beegden)
|
jood [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
Opm. iemand op allerlei
Judas (L327p Beegden)
|
Judas [SGV (1914)]
III-3-3
|