e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kloven kenen: keene (Beegden) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit aarde kloot: kloǝt (Beegden), klōt (Beegden) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: kloewe (Beegden) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Beegden) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knecht knecht: eine noewe knecht (Beegden), eine nuje knecht (Beegden) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen domestique (fr.): dǫmǝštīk (Beegden), knecht: knęxt (Beegden) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden botter kneden: [botter] knai̯ǝ (Beegden) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen pitsen: die sjoon - mich  pitse (Beegden) knellen [SGV (1914)] III-1-2
kneu heivink: heivink (Beegden, ... ) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu III-4-1
kneuzen blutsen: bluutse (Beegden) blutsen [SGV (1914)] III-2-3