e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
open broed open broed: ǭpǝ brōt (Beek), open koninginnedop: ǭpǝ kø̄neŋenǝdop (Beek) Broed dat nog niet afgesloten of verzegeld is. De toekomstige bij zit dan nog in het stadium van ei en larf. [N 63, 25a; N 63, 20a; N 63, 22c] II-6
opereren opereren: operere (Beek) Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)] III-1-2
ophitsen opstoken: opsjteuke (Beek) een persoon of personen aanzetten tot ruzie [opstoken, hissen, opkitsen, oppinnen, opraden, aanlokken] [N 85 (1981)] III-1-4
ophouden met het werk uitscheiden: oet schejje (Beek) ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opletten op zijn qui-vive zijn: op z⁄n kievief zin (Beek) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
oppoken opringelen: oprøŋǝlǝ (Beek) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
opscheppen stuiten: Van Dale: III. stuiten, (gew.) pochen, bluffen, snoeven, opsnijden.  sjtuute (Beek, ... ) zich op iets beroemen, hoog van iets opgeven, groot spreken [blozen, blazen, schochten, stoefen, mensen, zwetsen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
opschuiven opschuiven: opschuuve (Beek) Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)] III-1-2
opslagplaats voor brood broodkamer: brǫatkāmǝr (Beek) Het kan hier gaan om een aparte ruimte voor het opslaan van brood. Daarop wijzen woordtypen als "broodkamer", "broodmagazijn", "broodhok". De informant van L 270 vermeldt inderdaad dat het een ruimte is aansluitend naast de bakkerij. Andere woordtypen als "broodrek", "lader", "broodschap" duiden erop dat deze opslagplaats niet perse een apart vertrek hoeft te zijn. [N 29, 105d; N 29, 105e] II-1
opspijlen spijlen: špilǝ (Beek) De korf van spijlen voorzien. Zie ook het lemma Verstevigingsspijlen. [N 63, 7a] II-6