e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorzwerm hoofdzwerm: hōfžwɛrm (Beek), voorzwerm: vø̄ržwɛrm (Beek) De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6] II-6
vrachtwagen vrachtwagen: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  vrachtwagen (Beek) vrachtwagen III-3-1
vregelstok knuppel: klø̜pǝl (Beek), wirvel: wirvel (Beek) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vreugde blije zin: blie zin (Beek) een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] III-1-4
vriend vriend: vrund (Beek), vrøntj (Beek) vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND] III-3-1
vriendelijk vriendelijk: vruntelik (Beek) welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)] III-1-4
vrijgezel vrijgezel: vriegèzel (Beek) vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2
vroedvrouw vroedvrouw: vroedvrouw (Beek), wijsvrouw: wiesvrouw (Beek), wīs˃vroͅu̯ (Beek) hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] || vroedvrouw; (gediplomeerde) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)] III-2-2
vroegmis vroegmis: vrø.məs (Beek) vroegmis [RND] III-3-3
vrouw vrouw: vro.uw (Beek), vroͅuw (Beek) vrouw [RND], [RND] III-3-1