id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
28507 | voorzwerm | hoofdzwerm: hōfžwɛrm (Beek), voorzwerm: vø̄ržwɛrm (Beek) | De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6] II-6 |
21149 | vrachtwagen | vrachtwagen: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg. vrachtwagen (Beek) | vrachtwagen III-3-1 |
32944 | vregelstok | knuppel: klø̜pǝl (Beek), wirvel: wirvel (Beek) | De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3 |
19341 | vreugde | blije zin: blie zin (Beek) | een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20294 | vriend | vriend: vrund (Beek), vrøntj (Beek) | vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND] III-3-1 |
18852 | vriendelijk | vriendelijk: vruntelik (Beek) | welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20316 | vrijgezel | vrijgezel: vriegèzel (Beek) | vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2 |
20276 | vroedvrouw | vroedvrouw: vroedvrouw (Beek), wijsvrouw: wiesvrouw (Beek), wīs˃vroͅu̯ (Beek) | hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] || vroedvrouw; (gediplomeerde) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)] III-2-2 |
23276 | vroegmis | vroegmis: vrø.məs (Beek) | vroegmis [RND] III-3-3 |
21276 | vrouw | vrouw: vro.uw (Beek), vroͅuw (Beek) | vrouw [RND], [RND] III-3-1 |