e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het voorrijzen in de trog laten opgaan: lǭtǝ opgǭn (Beek) Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (¬± 50 kg). De gist (¬± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a] II-1
heten heten: heite (Beek) heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukelingen spreiden omgooien: ǫmgǭi̯ǝ (Beek) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: heup (Beek) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: heugte (Beek), plateau (fr.): plato (Beek) hoogte, vlak stuk land dat hoger gelegen is dat het omliggende land [verhoogsel] [N 81 (1980)] III-4-4
hiel hak: hak (Beek) hak (hiel) [DC 01 (1931)] III-1-1
hielstuk van een schoen vers: veersj (Beek) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aart nao zinne vader (Beek) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen hijgen: hiege (Beek) Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)] III-1-2
hijgen naar adem, reutelen reutelen: reutele (Beek) hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)] III-2-2