e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jasje van het mantelpak jasje: jeske (Beek) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jassenscholk: jassesjolluk (Beek) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3
jenever drupje: drupke (Beek), klare: klaore (Beek), schnaps (du.): sjnaps (Beek) jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)] III-2-3
jeneverbes jeneverbes: -  (z)jenevərbes (Beek, ... ) jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)] III-4-3
jicht gicht: gig (Beek) Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] III-1-2
joelen behei maken: behèj make (Beek) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1
jong en kaal vogeltje vogeltje: veugelke (Beek) vogeltje III-4-1
jong van een dier jong: jonk (Beek), joŋk (Beek), klein beestje: klein bjeischke (Beek) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || klein beestje [DC 37 (1964)] I-11, III-4-2
jong varken bag: baq (Beek), baggen (mv.): bage (Beek), baqǝ (Beek), bagje: bękskǝ (Beek), bɛkskǝ (Beek) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge vrouw meidje: maedje (Beek) jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)] III-2-2