20561 |
jenever |
drupje:
drupke (Q019p Beek),
klare:
klaore (Q019p Beek),
schnaps (du.):
sjnaps (Q019p Beek)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24556 |
jeneverbes |
jeneverbes:
-
(z)jenevərbes (Q019p Beek, ...
Q019p Beek)
|
jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
gig (Q019p Beek)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21280 |
joelen |
behei maken:
behèj make (Q019p Beek)
|
zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
vogeltje:
veugelke (Q019p Beek)
|
vogeltje
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
jonk (Q019p Beek),
joŋk (Q019p Beek),
klein beestje:
klein bjeischke (Q019p Beek)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || klein beestje [DC 37 (1964)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bag (L359p Beek),
baq (Q019p Beek),
baggen (mv.):
bage (Q019p Beek),
baqǝ (Q019p Beek),
bagje:
bękskǝ (Q019p Beek),
bɛkskǝ (Q019p Beek)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
jonge gans:
joŋ ganz (L359p Beek)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pęl (L359p Beek)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20314 |
jonge vrouw |
meidje:
maedje (Q019p Beek)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|