33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šufǝlǝ(n) (L300p Beesel)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
24902 |
schoft, kwart van een werkdag |
poos:
poos (L300p Beesel)
|
een vierde deel van een werkdag [schoft, schof, poos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17964 |
schokschouderen |
de schouders optrekken:
schouwers optrèkke (L300p Beesel)
|
schokschouderen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20649 |
schol |
schol:
WLD
sjol (L300p Beesel)
|
Hoe noemt u de schol: een platvis die tot 70cm lang kan worden. Hij heeft een rij benige uitsteeksels tussen het oog en de nabije borstvin. Op het lichaam komen mooie oranje vlekken op een grijsbruine ondergrond voor (plaat, pladijs, schol, schar) [N 83 (1981)]
III-2-3
|
22371 |
schommel |
mok:
moek (L300p Beesel, ...
L300p Beesel),
schommel:
sjommel (L300p Beesel)
|
Het speeltuig bestaande uit een tussen twee neerhangende touwen bevestigde plank, waarop men door zich af te zetten heen en weer zweeft [schommel, touter, stuur, rui, boeis]. [N 88 (1982)] || schommel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22372 |
schommelen |
mokken:
moeke (L300p Beesel),
schommelen:
sjommele (L300p Beesel)
|
Zich op een schommel heen en weer bewegen [ruien, touteren, sturen, knijen, koggen, boeizen, rijtakken, rijrepen, toetouteren, takkenijen, hoeierzen, beizen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21277 |
school |
school:
šu.əl (L300p Beesel)
|
school [RND]
III-3-1
|
21425 |
schoolcijfer |
punt:
punt (L300p Beesel)
|
cijfer; Op een schoolrapport krijgt men voor verschillende vakken (een) .... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21427 |
schoolhoofd |
bovenmeester:
hoofd van de school
bovenmeester (L300p Beesel)
|
onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣu.əlkɛjnər (L300p Beesel)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|