e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrammen kratsen: kratse (Beesel) schrammen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
schrappaardje ezel: ezel (Beesel) Werkbankje met drie poten, waarop de klompenmaker schrijlings zittend de klomp met het schrapmes glad schrapt. Om de buitenkant te kunnen gladschrappen drukt hij de klomp met de buik tegen een houten blok dat op het schrappaardje is vastgezet. Zie ook afb. 251. In Sevenum (L 266) was in plaats van een houten blok een ijzeren pin op het schrappaardje bevestigd, waartegen de klomp tijdens het schrappen werd vastgedrukt. [N 97, 105a; A 29a, 13b; Bakeman 8; monogr.] II-12
schrede trede: trê (Beesel) schrede [SGV (1914)] III-1-2
schreeuwen hel kaken: hel kāākə (Beesel), kaken: kake (Beesel), schreeuwen: schriëve (Beesel) luid en doordringend roepen, schreeuwen [kweken, kwaken, keken, schreien, krijten, krijsen] [N 87 (1981)] || schreeuwen [SGV (1914)] III-3-1
schrikkeljaar schrikkeljaar: schrikkeljoar (Beesel) schrikkeljaar [SGV (1914)] III-3-2
schrikken schrikken: sjrikke (Beesel), sjrikkə (Beesel), verschieten: van vərsjeetə (Beesel), zich verschrikken: zich versjrikke (Beesel) door een plotseling angstgevoel bevangen worden en daardoor een onwillekeurige beweging maken [schrikken, verschieteen, ijzen] [N 85 (1981)] || schrikken (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
schroeien schroeien: šrø&#x0304i̯ə (Beesel) schroeien [SGV (1914)] III-2-1
schrokken begeerlijk eten: begêrlik ête (Beesel), wolven: wolvə (Beesel) schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)] III-2-3
schub schub: WBD/WLD  sjəbbə (Beesel), WLD  sjubbe (Beesel) Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)] III-4-2
schuchter bleu: bluë (Beesel), blùù-əj (Beesel) bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)] III-1-4