e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fopspeen fop: fop (Beesel) fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] III-2-2
forsythia geel hoofdje: gael huitje (Beesel) [DC 76 (2002)] I-7
franje franjel: fraanjel (Beesel), frānjǝl (Beesel) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fris weer koel: keul waer (Beesel), koud: koad wèr (Beesel) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen fronselen: frunsələ (Beesel) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit bewaren muiken: mŏĕke (Beesel) meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)] III-2-3
fruit eten snageren: sjnagərə (Beesel) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruiten bruin braden: brōēn braojə (Beesel) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fuchsia fuchsia: foeksia (Beesel), snotterbel: sjno:terbel (Beesel) fuchsia [DC 57 (1982)] III-2-1
fuik fuik: foek (Beesel) fuik [SGV (1914)] III-3-2