33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
runnen:
runǝ (L297p Belfeld),
schuifelen:
sxȳfǝlǝ (L297p Belfeld)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
25088 |
roest |
roest:
roes (L297p Belfeld)
|
roest [SGV (1914)]
III-4-4
|
25084 |
roesten |
roesten:
roeste (L297p Belfeld)
|
roesten [SGV (1914)]
III-4-4
|
21363 |
roezemoezen |
roezemoezen:
Van Dale: roezemoezen, 1. leven, geraas, getier maken; -2. (gew.) een dof, gonzend geluid maken; -3. met bedrijvige drukte en stommelend geluid allerlei kleine bezigheden verrichten, rommelen, scharrelen.
roezemoeze (L297p Belfeld)
|
roezemoezen [SGV (1914)]
III-3-1
|
32976 |
rogge |
rog(ge):
rǫgǝ (L297p Belfeld)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20760 |
roggebrood |
pompernikkel:
pompernikkel (L297p Belfeld)
|
Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20705 |
rond wittebrood |
plats:
plats (L297p Belfeld)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
zwalken:
sjwalke (L297p Belfeld)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24237 |
roodborstje |
roodborstje:
rôêtbòrsje (L297p Belfeld)
|
roodborst
III-4-1
|