17648 |
schoot |
slip:
sjlup (L297p Belfeld)
|
schoot [SGV (1914)]
III-1-1
|
33422 |
schop, afdak voor landbouwgereedschappen |
afdak:
āfdāk (L297p Belfeld)
|
Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.]
I-6
|
17961 |
schoppen |
schoppen:
schuppe (L297p Belfeld)
|
schoppen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31694 |
schors |
schors:
šǫrs (L297p Belfeld)
|
De ruwe buitenkant van de stam en takken van een boom. In sommige dialecten bestaat er een verschil in benaming tussen de schors van naaldbomen en die van andere bomen. Het betreft de plaatsen Lommel (K 278), Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Hechtel L 352), Peer (L 355), Neerglabbeek (L 367), Houthalen (L 414), Hasselt (Q 2) en Martenslinde (Q 89). De schors van de naaldboom wordt daar met een locale uitspraakvariant van het woordtype schil aangeduid, de schors van andere bomen met die van schors. In Lanklaar (L 422) wordt het woord schaal (šal) alleen voor de schors van dennenbomen gebruikt [N 50, 8a-b; N 75, 83d; A 45, 32; L 34, 54a-b; monogr.]
II-12
|
21367 |
schot |
schot:
scheut (L297p Belfeld)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
17637 |
schouder |
schouder:
schouwer (L297p Belfeld),
schouwers ophoale (L297p Belfeld)
|
schouder [SGV (1914)] || schouders ophalen [schokschoere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
29984 |
schraag |
schraag:
šrāx (L297p Belfeld)
|
Houten draagstelling die wordt gebruikt om een lang werkstuk te ondersteunen. Zie ook afb. 116. [N 53, 225; S 32; monogr.]
II-12
|
18133 |
schram |
krats:
krats (L297p Belfeld),
kratse (L297p Belfeld)
|
schram [SGV (1914)] || schrammen (mv) [SGV (1914)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
kratsen maken:
kratse make (L297p Belfeld)
|
schrammen (ww) [SGV (1914)]
III-1-2
|
17947 |
schrede |
trede:
trä (L297p Belfeld)
|
schrede [SGV (1914)]
III-1-2
|