e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keffen keffen: kɛfə (Beringen, ... ) keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
kegel kegel: kêgel (Beringen) Kegel. [Willems (1885)] III-3-2
kegelen kegelen: kegele (Beringen, ... ) Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kegels (mv.) kegels: kegels (Beringen, ... ), kêgels (Beringen), mɛtə ke.gəlz wörtər nəmi.ə gəspelt (Beringen) Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || Kegel. [Willems (1885)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kegelspel add. staken: Staken, staakte, gestaakt. B.v. iemand staken (op de kegelbaan), d.i. Zoveel kegels gooien als hij. Geh. Beeringen. (t Daghet in den Oosten VIII, 82)  staken (Beringen) z. toel. III-3-2
kelder kelder: kelder (Beringen), keͅldər (Beringen), keller: keller (Beringen) kelder [RND], [ZND 36 (1941)] III-2-1
kerel kerel: kerel (Beringen), kēͅrəl (Beringen), keͅr.əl (Beringen), kɛ.rəl (Beringen) een kerel [ZND B1 (1940sq)] || Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND], [ZND 01 (1922)] III-3-1
keren draaien: draaien (Beringen), dręjǝ (Beringen) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerk kerk: keͅrək (Beringen) Kerk. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kerkklok klok: de kleeëpel van de klok (Beringen) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3