e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vis, algemeen vis: vis (Beringen) vis [Willems (1885)] III-4-2
visaas houtmade: hōtmaiə (Beringen), hōtmāi (Beringen), vleesmade: vlismaiə (Beringen) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel visgarde: vischgèr (Beringen), visgɛ:r (Beringen) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vissen vissen: visse (Beringen) Visschen. [Willems (1885)] III-3-2
vitsen vitsen: vetsǝ (Beringen), vlechten: vlɛxtǝ (Beringen) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai vlaai: vlaoi (Beringen), met toelichting van de bereidingswijze  vlaj (Beringen), vláj (Beringen), Syst. Frings  vlāi̯ (Beringen), vlāi̯ə (Beringen) fijn gebak dat de huismoeders vooral ter gelegenheid van de kermis klaarmaken [ZND 48 (1954)] || Vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling (vlaoj, flaaj, tabbeschaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met deegdeksel dekselvlaai: Syst. Frings  deͅksəlvlāi̯ (Beringen), taart: taart (Beringen), tart (Beringen), vlaai met een deksel: Syst. Frings  vlāi̯ə [met een} dɛksəl (Beringen), vlaai met een scheel op: vlaai met een scheel op (Beringen) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || Vla met deksel van deeg (dekselvlaoj, slof, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaai met reepjes deeg geruit: Syst. Frings  gərø͂ͅt (Beringen), latjesvlaai: Syst. Frings  leͅtəkəs˃vlāi̯ (Beringen) Vla waarover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd (lödderkesvlaa?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaaienvulling spijs: Syst. Frings  spēͅi̯s (Beringen), spɛ̄əs (Beringen) Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)] III-2-3
vlaams vlaams: hɛ kan vlams klappe (Beringen), Vlaamsch (Beringen), Vlams (Beringen), vlams (Beringen), Vlamsch (Beringen) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1