33631 |
waterput |
put:
pøt (K358p Beringen, ...
K358p Beringen,
K358p Beringen,
K358p Beringen,
K358p Beringen),
regenput:
regenput (K358p Beringen)
|
[N 12 (1961)] [RND 08] [Willems (1885)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wǭǝtǝrlǭǝx (K358p Beringen)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24398 |
waterspin |
juffer:
jøͅfər (K358p Beringen),
kleermaker:
kliərmakər (K358p Beringen),
waterspin:
wātərspin (K358p Beringen)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wɛdiŋṣchap (K358p Beringen)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (K358p Beringen)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wevenaar:
weveneer (K358p Beringen)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
spinkamer:
spinkamer (K358p Beringen)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
gres_stof (K358p Beringen)
|
een grijze stof [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
21535 |
weegschaal |
waag:
əm wōəx (K358p Beringen)
|
weegschaal [ZND B2 (1940sq)]
III-3-1
|
18166 |
weer genezen |
op zijn effen:
op zən effen (K358p Beringen),
op zijn stukken:
op zijn stukken (K358p Beringen),
terug op zijn voeten:
trug op zijn voeten (K358p Beringen),
weeral te been:
wieral te bien (K358p Beringen)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|